Mensen die wonen in een huis dat kleiner is dan 150 m2 en een tuin van minder dan 180 m2, mogen geen huisdieren hebben. Dat is althans de uitkomst van een beoordelingsmodel van de Wageningen Universiteit (WUR). Dat zou betekenen dat honderdduizenden Nederlanders afstand moeten doen van hun huisdier.
Natuurlijke behoefte?
Dibevo (de brancheorganisatie voor alle bedrijven in de gezelschapsdierensector) neemt afstand van deze aanpak. Onder het mom van verbetering van dierenwelzijn beoordeelt de WUR de mogelijkheid om een dier te houden of niet op basis van ‘natuurlijke gedragsbehoefte’. Deze benadering maakt het houden van huisdieren haast onmogelijk.
Want wat is de natuurlijke behoefte van een parkiet? Honderd meter vliegen? Geen volière is zo groot. En van een aquariumvis? Dertig meter zwemmen? Geen aquarium is zo groot. En dan van een hond? In een roedel van 20 à 30 dieren (de wolf, zijn voorvader) rondzwerven en achter prooien aanjagen. Geen huis waar je zoveel honden tegelijk kunt houden. Om over dat op prooien jagen maar te zwijgen.
Positieflijst
Eerder zegde staatssecretaris Bleker toe aan de Kamer om te komen met een (positief)lijst van te houden gezelschapsdieren. Een lijst die al vier jaar klaar ligt. Opgesteld door de Raad voor Dierenaangelegenheden. De dierenwelzijnspartijen vonden de lijst toch nog te lang: er was niet getoetst op de natuurlijke behoeften van het dier. Dit criterium is nu toegevoegd waarbij al het werk werd overgedaan. Wageningen Universiteit (WUR) kreeg de opdracht.
Het WUR-model
De Wageningen Universiteit heeft een model ontwikkeld om te meten aan welke eisen voldaan moet worden om een huisdier te houden. Als basis nam de WUR de leefomstandigheden van het dier toen het nog in de natuur leefde. In het model gaan de onderzoekers er standaard van uit dat een dierenbezitter in een huis van 150 m2 woont en een tuin heeft van 180 m2. In het huis moet dan 15 m2 en in de tuin 30 m2 beschikbaar zijn voor de huisvesting van 1 à 2 dieren. Een bewoner van een huis met helemaal geen of een kleine tuin kan dus geen dier meer houden. Ook geen cavia.
Voorbeelden: de hond en de gerbil
Voor de hond nam de WUR de oerhond als vertrekpunt: de wolf. Dit ondanks dat de hond al ruim 30.000 jaar geleden is gedomesticeerd. Dat zijn ca. 10.000 generaties. Maar toch is de wolf het uitgangspunt voor het gedrag van de hond. De oerhond – de wolf dus – heeft in het wild een groot gebied nodig om aan voldoende voedsel te komen. Ook leeft de wolf in sociale groepen.
Volgens de onderzoekers is voor de hond van nu daarom een leven in groepen en een tuinruimte van tenminste 197.01 m2 (voor één of twee dieren), noodzakelijk voor het welzijn. De hond zit daarmee volgens het gehanteerde beoordelingsmodel in dezelfde categorie als de bizon en de neusbeer.
En dan de gerbil. Een hamsterachtige. De gerbil vraagt volgens de WUR 3.88 m2 meter binnenruimte en 4,39 m2 tuinruimte. Maar wat nu als je in een kleine flat woont? Gerbils hebben volgens de WUR een burcht nodig en kunnen dus niet meer gehouden worden.
Over Dibevo
Dibevo is de landelijke brancheorganisatie voor ondernemers in de gehele gezelschapsdierenbranche. Kijk voor meer informatie over Dibevo op www.dibevo.nl
NOOT VOOR DE REDACTIE:
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Alex Ploeg, tel. 033-4550433 of e-mail: a.ploeg@dibevo.nl